REPORTAGE: IN HOMOWIJK CASTRO KLAMPT MEN ZICH VAST AAN HET VERLEDEN

ROELANT FRIJNS

De “gay hoofdstad van de wereld,” zo wordt San Francisco regelmatig genoemd; de havenstad in Californië is wereldberoemd als een baken van tolerantie en seksuele vrijheid. Die eretitel dankt de stad aan het harde werk waar enkele van de eerste lhbti-activisten decennia geleden al mee zijn begonnen, en wat zich sindsdien met veel geweld heeft voortgezet. Vooral de hechtheid van de gemeenschap is wat de stad een waar bedevaartsoord maakt voor homo’s, lesbiennes, biseksuelen en transgender personen van over de hele wereld. Hoe is dat zo gekomen, en hoe houdt de lhbti-gemeenschap zichzelf bij elkaar in de era van Trump? Ik reisde af naar het hart van het liberalisme, waar nudisten op straat worden toegejuicht en drag queens op drukke markten wat extra zakgeld verdienen met hun dansroutines. Naar San Francisco, Californië, en naar de wijk waar het allemaal begon.


Het is al laat op de avond als mijn metro stopt op station 19th Street Oakland. Bepakt en bezakt stap ik in. Ik ben onderweg naar mijn verblijfadres in Berkeley, in het noordoosten van de San Francisco Bay Area, richting Sacramento. Zuchtend van vermoeidheid na een vlucht van twaalf uur zet ik mijn rugzak neer op de grond en leun ik tegen een wand. Een man van een jaar of vijfenzestig schuifelt naar me toe en zodra de metro zich voorttrekt richting de volgende halte, Ashby, spreekt hij me aan op een zachte toon. “Hi there. Gaat het goed?” Voor ik iets kan antwoorden, gaat hij verder. “Het viel me gewoon op dat je net hier aangekomen bent vanuit Europa, en ik herken die blik van utter exhaustion.” Ik lach, want zo moe ben ik inderdaad zelden geweest. Er valt een stilte, tot de man zich opnieuw tot mij wendt: “Waar moet je naartoe? Berkeley? Als je wilt, kan ik je wel een lift geven, of je kunt bij mij thuis crashen. Als je wilt.” Zenuwachtige blikken schieten door de coupé om me heen. Een man van middelbare leeftijd doet een paar stappen in mijn richting. Hij maakt oogcontact met de oudere man, en spreidt zijn ogen wijd open. “Give him some space, man,” zegt hij met een rookstem. De oudere man deinst achteruit en wendt zijn blik af. De man met de rookstem glimlacht bemoedigend naar me. Hij heeft roze haar en in zijn rechteroor zie ik een oorbel. Ik glimlach harder terug dan de bedoeling is. Binnenpretje.


San Francisco is al sinds jaar en dag een bolwerk voor de lhbti-gemeenschap; de gay hoofdstad van Amerika, misschien zelfs wel van de wereld. Gedurende de seksuele revolutie in de jaren ’60 en ’70 stond de stad centraal in de strijd om gelijkwaardige behandeling voor homoseksuelen, biseksuelen en transgender personen, en de vele acties om de stem van de lhbti-gemeenschap gehoord te laten worden, binnen de politiek en daarbuiten. Deze beweging, die binnen de Verenigde Staten zijn weerga niet kende, bracht enkele van de bekendste lhbti-activisten aller tijden voort, zoals José Sarria en Harvey Milk. Het centrum van deze movement was toen al de wijk Castro, een lhbti-Mekka tussen hippiewijk The Haight en Mission District, doorkruist door Market Street, één van de drukste straten van de stad. Aan Market Street ligt, ongeveer een kilometer naar het noordoosten, een knalpaars gebouw waar aan alle kanten regenboogvlaggen uit schieten. Het is het zogeheten San Francisco LGBT Community Center, een instituut dat zich inzet voor rechten, zichtbaarheid en acceptatie voor de lhbti-gemeenschap, maar ook voor onderdak, entertainment en werkgelegenheid.


“Het centrum is een vitale hub voor de queer-gemeenschap in San Francisco,” aldus Samuel, programmacoördinator bij de organisatie. “Mensen komen hier naartoe om toegang te krijgen tot informatie en hulpmiddelen, of andere dingen die ze nodig hebben.” Bij het centrum werken talloze vrijwilligers aan verschillende programma’s, allemaal met als doel de lhbti-gemeenschap bij te staan. Samuel: “Mensen bellen ons om uiteenlopende redenen – soms omdat ze willen weten waar de leukste gay bars zitten, maar ook soms omdat ze uit huis zijn geschopt door hun ouders. Dan kunnen ze hier terecht; wij proberen dan iets voor ze te regelen.”

Zo fungeert het centrum als een overkoepelend netwerk tussen de talloze lhbti-georiënteerde organisaties binnen de stad San Francisco. “Bijna alle organisaties focussen slechts op één ding of één groep,” zo legt Samuel uit. “Sommige organisaties houden zich bezig met hiv-preventie, andere storten zich bijvoorbeeld op de lhbti-jongeren in de stad.” De taak van het Community Center is om die organisaties met elkaar te verbinden om een zo goed mogelijk vangnet en een zo veilig mogelijke omgeving te creëren voor de lhbti-bevolking van San Francisco. En dat is hard nodig, want de stad is sinds jaar en dag een progressief toevluchtsoord voor lhbti-mensen van over de hele wereld, op zoek naar een plek om openlijk jezelf te kunnen zijn.


Iemand die daarover kan meepraten, is David (62). Hij woont in San Francisco met zijn man Kevin (60), maar komt oorspronkelijk uit de red states. “Toen ik mijn moeder vertelde dat ik op mannen viel, zei ze dat ze nog liever zou hebben gehoord dat ik kanker had. Dat was natuurlijk een erg moeilijk en onwerkelijk gesprek.” Kevin en David wonen in Mission District, waar veel homo’s en Aziaten wonen, waardoor het ook wel het ‘gaysian’ district wordt genoemd. In de vele decennia dat ze al in de havenstad wonen, hebben ze de lhbti-gemeenschap verschillende metamorfoses zien doormaken, maar iets dat altijd hetzelfde is gebleven, is de toestroom van jonge homoseksuelen, biseksuelen en transgender personen uit conservatieve omgevingen in de VS. Die is ondanks de groeiende acceptatie door de jaren heen nauwelijks afgenomen. De lhbti-vriendelijke omgeving is echter geen garantie voor een beter bestaan; ruim 40% van de dakloze jongeren in de Verenigde Staten is queer, en naar schatting ligt dat percentage in San Francisco nog hoger.


In zekere zin is het een teken aan de progressieve wand dat San Francisco nu de lasten van elders moet dragen; lange tijd heeft de lhbti-gemeenschap in de stad moeten vechten tegen zijn eigen lijden en onderdrukking. De jaren ’70 waren, zoals op zoveel plekken in de westerse wereld, de era waarin queer personen systematisch werden gedemoniseerd door politiek, media en politie. Regelmatig werden gay bars, die verspreid lagen over een groot deel van de centrale districten van de stad, onaangekondigd binnengevallen door agenten die hoopten er drugs te vinden, of andere strafbare feiten te kunnen waarnemen die het sluiten van de bars zouden rechtvaardigen. Bij anti-homogeweld was de politie laks; het interesseerde ze niet. “In de homowijken droegen LHBT’ers fluitjes bij zich,” vertelt Samuel. “Als je belaagd werd door mensen met kwade bedoelingen, hoefde je niet op de politie te rekenen. Daarom nam men het heft in eigen handen; werd je aangevallen, dan blies je op je fluitje, en iedereen die dat hoorde begon ook te fluiten. Zo creëerde men zelf een systeem om homofoob geweld mee te verminderen. Uiteindelijk werden de fluitjes ook tegen de politie gebruikt.” Het verzet tegen de behandeling door de politie groeide snel, en de strijd om gelijkwaardige behandeling en erkenning centraliseerde zich in San Francisco grootschaliger en vooral machtiger dan waar dan ook in de Verenigde Staten. Niet alleen in organisatorische zin, maar ook in letterlijke zin. De wijk Castro; oorspronkelijk een latino-wijk, vervolgens de thuishaven van de Iers-Duitse gemeenschap en daarna een kunstenaarsdistrict, werd binnen korte tijd het centrale punt van de lhbti-gemeenschap. “De homo-influx had een afschrikeffect op veel van de aanvankelijke bewoners, waardoor de statige, victoriaanse huizen voor een prikje te koop waren,” legt Kevin uit. Door de jaren heen heeft Castro zich ontpopt tot de ultieme homowijk; een bolwerk van diversiteit, uitgaansgelegenheden en seksuele vrijheid.


Als je door San Francisco loopt en je vraagt je af of je in het gay district bent, ben je er niet. Neem dat van mij aan. Castro binnenlopen is als het betreden van een overdreven dystopie uit een evangelische propagandafilm. Mijn mond valt letterlijk open bij het zien van de talloze regenboogvlaggen in uiteenlopende groottes, die een sowieso al wonderlijke omgeving versieren. Ik zie in een oogopslag al zeker drie sportscholen met aan de ramen posters van gespierde mannen die je dorstig aankijken van achter het glas. Tientallen souvenirshops zijn er, waar in de hoofdruimte alle denkbare gay-gerelateerde snuisterijen te verkrijgen zijn, en in het achterkamertje de meer “intieme” souvenirs worden verkocht – en dat in zeer imposante aantallen en variëteiten. Aan homo-bioscopen is in Castro ook geen gebrek, of je nou een ‘fluffy’ film wilt zien of keiharde porno. Elk zebrapad is regenboogkleurig. Voor het eerst in mijn leven zie ik gay bars zonder regenboogvlag op de gevel; die hebben ze hier niet nodig om duidelijk te maken dat ze een inclusieve kroeg zijn (voor zover de dark rooms en glory holes in de meer edgy bars dat sowieso al niet weggaven). Zelfs reclameposters die door de hele stad hangen, hebben in Castro een gay tintje gekregen. Ik zie vrouwen die de regenboog in hun korte haar dragen, naakte vijftigers, mannen verpakt in leer en op hakken en onder de make-up. De minder in het oog springende passanten kijken net zo verwonderd en geamuseerd om zich heen als ik. Ik ben op zoek naar Market Street, en besluit de weg te vragen aan de meest extravagante twink die ik kan vinden, als subtiel teken van solidariteit. Alsof ik anders niet met een grote boog om deze wijk heen zou zijn gelopen.


De extreem-progressieve heteroseksuelen bij wie ik verblijf in Berkeley, hebben eerder op de dag beschaamd toegegeven zich in Castro lichtelijk ongemakkelijk te voelen, maar voor mij voelt het als thuiskomen. Alsof de huizen en de mensen mij welkom heten met een kop thee en me verzekeren dat er voor ‘mijn soort’ een plek is om altijd naar terug te komen, als het even zwaar is. Ik voel me verbonden met deze bizarre plek vanaf de eerste seconde. En precies dat gevoel van verbinding was in die hectische jaren ’70 de sleutel tot het succes van de lhbti-beweging in de Golden Gate City. Vanuit het fort dat Castro heette ontstonden de eerste queer organisaties en actiegroepen, aangevoerd door verschillende iconen, waarvan Harvey Milk veruit de beroemdste werd. Zijn campagne om verkozen te worden tot het stadsbestuur van San Francisco was baanbrekend in de staat Californië. “Milk had natuurlijk de steun van de gehele lhbti-gemeenschap, maar zijn strategie van denken in diversiteit reikte verder dan dat,” legt Kevin uit. “Hij richtte zich nadrukkelijk op arbeiders en vakbonden, voor wie zijn gelijkheidsideaal ook aantrekkelijk klonk.” Het werkte: in 1977 werd Milk de eerste openlijk homoseksuele volksvertegenwoordiger in de stad. In 1978 werd hij vermoord door Dan White, een voormalig collega van hem op het stadhuis. White was een conservatief en volgens velen een homofoob, maar of Milks geaardheid of agenda een motief was voor de moord, is nooit definitief bekend geworden. De rouwende lhbti-gemeenschap was desalniettemin verbijsterd toen White slechts werd veroordeeld tot zeven jaar cel wegens doodslag, in plaats van moord. Het leidde tot massale rellen; de lhbti-gemeenschap was onthoofd, maar bleef hecht verbonden en was niet van plan ooit nog weg te gaan. Milk werd een martelaar, en in zijn voetsporen volgden nog vele vertegenwoordigers, met grote steun vanuit Castro.


En toen kwamen de jaren ’80, en met de jaren ’80 kwam één van de grootste drama’s van de late twintigste eeuw: de aidsepidemie. David weet nog goed hoe de angst voor infectie de homo-gemeenschap uit elkaar dreef: “De mannen met aids liepen rond met wat we aidsvlekken noemden, en aan hen werd meteen een oordeel geplakt,” roept hij zijn herinnering terug. “Eerst dachten we dat aids beperkt zou blijven tot de minder ‘fatsoenlijke’ homo’s; dat de mannen die alleen in beschaafde clubs kwamen en weinig seks hadden veilig zouden zijn. Maar op een gegeven moment viel iedereen om ons heen om. Een vriend van ons is tijdens de aids-crisis wel vijftig vrienden verloren.”


San Francisco werd misschien wel het zwaarst getroffen van alle steden in de westerse wereld. De eerste jaren werden gekenmerkt door angst, paranoia en hevige backlash uit conservatieve hoek, waar aids als een ‘homoziekte’ werd beschouwd en de gay community werd beschuldigd van het bedreigen van de volksgezondheid. In de politiek werd het onderwerp daarom vaak vermeden; LHBT’ers hadden nauwelijks een stem, omdat de ziekte gaten had geslagen in een voorheen zo hechte broederschap.


“Er moest iets gebeuren, dat wist iedereen. Maar iedereen was bang,” legt Samuel uit. Toch bleek het vuur van de lhbti-gemeenschap niet gedoofd. “Aan het begin van de omslag stond vooral de lesbische gemeenschap. Lesbische vrouwen kregen zeer zelden aids, maar moesten wel hulpeloos toekijken hoe hun vrienden bezweken aan de epidemie. Zij hebben toen het heft in handen genomen, en hebben de oude banden weer in ere hersteld. Zo ontstond langzaam weer een waar front van gemotiveerde mensen – mannen, vrouwen en mensen van buiten de gender binary[3] – die de handen ineen sloegen om iets te laten gebeuren aan de massasterfte onder hun mensen. Op een gegeven moment stonden er bijna dagelijks mensen bij het gemeentehuis, maar ook bij het Witte Huis in Washington, die de namen droegen van aids-slachtoffers. Het verzet tegen het wegkijken van de politiek was begonnen.”


“Aids heeft ons gehumaniseerd,” is hoe ‘Bruno’ (echte naam bij mij bekend) het verwoordt. Hij woont in Mission District met zijn vriend Jeff en is zelf hiv-positief. “De silver lining achter de tragedie is dat het de hele gemeenschap één maakte. De strijd was nog lang niet gestreden.” Vanaf dat punt begon San Francisco gestaag een leidersrol te spelen in de strijd tegen aids, en daar was een heel duidelijke reden voor, legt Samuel uit: “In San Francisco waren erg veel succesvolle LHBT’ers; CEO’s van bedrijven en witte mannen met veel invloed. Zij werden bedreigd door aids, stierven er ook vaak aan, en konden goed druk uitoefenen op de politiek. Daardoor werden zij de woordvoerders van de lhbti-gemeenschap, en dat leidde eindelijk tot doorbraken. Hulpcentra werden opgezet, en de stad bevorderde het onderzoek naar medicijnen.” Dat was de tweede keer dat San Francisco een voorbeeldfunctie voor andere steden bekleedde, en deze keer was dat in een internationale crisis. Bruno, Jeff, David en Kevin zijn het met elkaar eens: “Aids was een zware tijd, maar we zijn er sterker uitgekomen – en die kracht hebben we heel lang behouden.”


De metro is pas net vertrokken uit 24th Street Mission. Het is avondspits (ik heb vroeg gedineerd) en langzamerhand wordt mijn trein steeds voller. Bij één van de volgende stations – later dan Powell Street zal het niet zijn geweest – stapt er een vrouw in; zwarte huidskleur, spijkerjackje, en een kind aan haar hand. Ze ziet er doodongelukkig uit. Bijna strompelend begeeft ze zich naar de stoel naast mij. Ze gaat zitten en omhelst haar dochter, die haar hoofdje op haar schouder legt. De intensiteit van de omarming ontroert me. De wederzijdse afhankelijkheid die van het tafereel af straalt, brengt me in vervoering. De geluiden op de achtergrond verstommen in mijn hoofd – tot een harde, beschonken stem de vrede verstoort. Als door de bliksem getroffen, schiet iedereen op uit zijn stoel. Het dronken gebral van een jongeman, blik bier nog in zijn hand als ware het een stripverhaal, is ontaard in een racistische scheldkanonnade van ongeëvenaarde triestheid. Elk woord dat hij zegt, snijdt als een Zwitsers zakmes door de coupé. Of hij het specifiek tegen de vrouw naast mij heeft, weet ik niet, maar de blik van berusting die haar hoogstens vijfjarige kind haar geeft, breekt mijn hart. Terwijl mijn medereizigers met man en macht proberen de jongeman stil te krijgen, kijk ik machteloos toe hoe de vrouw haar dochter op de grond zet, opstaat, en zonder iets te zeggen de coupé uit sjokt; kind weer aan haar hand en starend naar de grond. Toen ik bij thuiskomst uitlegde wat er was gebeurd, keek mijn gastvrouw me aan met dezelfde berusting als ik bij het meisje had gezien. “Je hebt vandaag een stukje Amerika gezien.”


2015 lijkt al een hele tijd geleden, ook voor Samuel. Hij weet nog goed dat het Hooggerechtshof besloot dat het homohuwelijk overal in de VS legaal moest zijn. De taferelen binnen de lhbti-gemeenschap waren in die zomermaand ongelooflijk: mensen dansten op straat, er werden feesten georganiseerd en de Pride stond in het teken van de behaalde overwinning. Gelijkheid. “Het gevoel dat je hebt als je jarenlang ergens voor strijdt, en het dan uiteindelijk lukt, het eindelijk zo ver is, dat is onbeschrijfelijk,” zegt Samuel, die met het Community Center natuurlijk een belangrijke rol speelde in de strijd om erkenning. Onder Obama leek Amerika zijn hart eindelijk te openen voor de lhbti-gemeenschap. En toen kwam Trump, die met zijn conservatieve administratie een bom legde onder het homohuwelijk, anti-discriminatiewetgevingen liet afschaffen en voorstelde transgender personen te weren uit het leger. Op veel plekken in Amerika verdubbelde het aantal hate crimes tegen homo’s, lesbiennes, biseksuelen en transgender personen. De lhbti-rechten en -acceptatie in de Verenigde Staten, raakten plotseling een ‘brick wall’ – sorry voor de woordgrap.


Nina is student aan San Francisco State University, genderqueer en van Iraanse afkomst. Ze lacht als ik suggereer dat de verkiezing van Trump een plotselinge omslag in de ruimhartigheid van Amerika betekende. “De verkiezing van Trump is geen omslagpunt; het is niets meer dan een logisch gevolg van iets dat zich al decennialang ontwikkelt in de VS. Neem homofobie; dat is zo universeel in dit land – je vindt het op elke hoek van elke straat. In Amerika heerst namelijk een conservatieve angstcultuur als het op seks aankomt; dat is allemaal taboe. Door die taboes blijven traditionele patronen overeind staan, en iedereen die daarvan afwijkt wordt gestigmatiseerd of buitengesloten. Elk idee dat indruist tegen de gevestigde rechtse, kapitalistische orde wordt meteen de kop in gedrukt; alles dat met gelijkheid te maken heeft, wordt meteen ‘communisme’ genoemd. Daar zijn zowel Democraten als Republikeinen verantwoordelijk voor, en de verkiezing van Trump past perfect in dat plaatje. Dat is het enge aan Amerika: bij elke vooruitgang moet je je realiseren dat het zomaar kan worden teruggedraaid.”


Het verbaast me hoe blasé de mensen die ik spreek zijn over de uitverkiezing van Trump. Heerst er dan geen angst? “Sommige mensen zijn zeker bang,” zegt Samuel. “Er is een waar Trump-effect waarneembaar, zeker hier op het centrum; mensen hebben minder geduld met minderheden en voelen zich meer bevestigd in hun haat dankzij Trump. Dat maakt veel LHBT’ers radeloos en angstig.” Toch is angst niet de overheersende emotie. “We zijn vooral geschokt, beschaamd en verontwaardigd,” legt David uit. Hij en Kevin reizen regelmatig door Europa, en ze vertellen me zeer herkenbare verhalen – over hoe zo veel mensen in Europa volledig verbijsterd zijn dat het grote Amerika iemand als Trump aan de macht heeft geholpen. Kevin: “Zoiets werkt door; we zijn ook echt beschaamd. Het voelt nog elke dag onwerkelijk. Boosheid overheerst, ver boven de angst. Toch maken we ons wel zorgen; wat zijn de langetermijneffecten van het tijdperk-Trump? Hoe groot wordt de boom waarvan Trump de zaden heeft geplant? Wat voor effect gaat dit hebben op de zogeheten alt-rightbewegingen, en hoe problematisch wordt de impact die Trump heeft gemaakt op het Hooggerechtshof?” Bruno en Jeff vullen de lijst met zorgen aan: queer vluchtelingen hebben onder Trump niet langer een beschermde status, vanwege zijn strenge immigratiebeleid, en zijn hervormingen in de zorg kunnen grote gevolgen hebben voor hiv-patiënten en transgender personen, een groep die sinds de verkiezingen dankzij zowel de regering-Trump zelf als mensen daarbuiten steeds meer slachtoffer wordt van discriminatie. Bruno: “Wat deze regering transgender personen aandoet, is absoluut angstaanjagend.”


Zelfs in San Francisco leidt de nieuwe politieke situatie dus tot een verandering van toon – euforie is omgeslagen in negativiteit. “The vibe has changed,” zegt Jeff. De mensen zijn harder, met soms nare gevolgen. Bruno en Jeff vertellen me over een recente gebeurtenis die hen op pijnlijke wijze hielp herinneren aan de harde realiteit. “Jeffs weekendauto werd beklad met hakenkruizen en het woord ‘fag’ erop – en dat in een privégarage.” Bruno slikt en kijkt ernstig. “Dat is één van de enige keren dat ik Jeff ooit heb zien huilen.” Jeff knikt. “Die twee keer dat we met een door hakenkruizen bekladde auto moesten rondrijden, voelde je echt hoe zwaar het was – en tegelijkertijd schokte het ons hoe normaal mensen het leken te vinden.”


Het lijkt dus alsof de lhbti-gemeenschap elkaar harder nodig heeft dan in lange tijd het geval is geweest. Maar ook de hechte muren van de community in San Francisco lijken nu af te brokkelen. “Het is te makkelijk gedacht dat het Trump tegen de lhbti-gemeenschap zou zijn,” meent Bruno. “Zijn racistische gedachtegoed is tot diep in onze eigen kringen doorgedrongen. Dat kun je bijna geen eenheid meer noemen.” Hij raadt me aan om eens op Grindr te kijken, de homo-seksdatingapp waarvan hij er verontrustend genoeg van uit gaat dat ik die op mijn telefoon heb staan. Dan snap ik wel wat hij bedoelt, zegt hij. Na het downloaden van de app en het aanmaken van een profiel, val ik stil van wat ik op mijn scherm zie. Tientallen profielen bevatten regels als “no rice” (geen Aziaten), “no chocolate” (geen zwarte mensen), “no femme” (geen ‘nichten’) en zelfs “no trannies,” wat niet eens een eufemisme is, maar gewoon een grof scheldwoord voor transgender personen. Ik realiseer me nu pas echt dat de lhbti-gemeenschap niet immuun is voor de doctrine van Trump en zijn kompanen – iets dat ik altijd al wist, maar wat nooit echt tot me doordrong. Het is een trieste realisatie dat zelfs in de meest onverbrekelijke band, die van de lhbti-gemeenschap in San Francisco, gaten geslagen kunnen worden door deze zware tijden van verharding.


Dat betekent niet meteen een noodtoestand in lhbti-kringen in de stad. “Er zijn nog steeds heel veel mensen die de armen eensgezind ineen slaan om tegen onrecht op te staan,” zegt Jeff. “Dat doet het overgrote deel zelfs. Maar het gevoel van saamhorigheid is geen schim meer van wat het ooit is geweest.” Naast dit alles kampt de lhbti-gemeenschap met een bijkomend probleem: een verandering van de demografie van San Francisco. “Silicon Valley ligt hier niet ver vandaan, en de banen in de techsector schieten als paddenstoelen uit de grond,” leggen Bruno en Jeff me uit. “Maar dat doet iets met het soort mensen dat hier in de stad gaat wonen.” Ik verslik me bijna in mijn pasta als ik hoor dat hun kleine, tamelijk oude rijtjeshuis in Mission District maar liefst 2 miljoen dollar waard is. “Dat soort prijzen kunnen alleen mensen betalen die hier komen van buitenaf, die hun brood verdienen bij de technologiegiganten. Daardoor wordt de oude bevolking van San Francisco als het ware weggejaagd; het uiterlijk van wijken als Mission is totaal veranderd.” Beiden geven ze toe zelf ook te overwegen om weg te gaan en oud te worden op het platteland. Ik luister begripvol, maar voel me plotseling bezorgd. Op de terugweg loop ik nog een keer door Castro. De excentriciteit van de straten en de gemoedelijke sfeer stellen me gerust; met dat wegjagen zal het toch zo’n vaart niet lopen.


In een maatschappelijke aardverschuiving van het kaliber dat we de afgelopen jaren hebben gezien, wordt een stad als San Francisco natuurlijk ook meegenomen. Helaas is dat onvermijdelijk. Maar in San Francisco zijn ze aardverschuivingen wel gewend, en dat geldt ook voor de geharde en stugge lhbti-gemeenschap. Ondanks alle tegenslagen, moet je toch maar gewoon doorgaan. ‘Fighting the good fight,’ en het laatste dat sterft, is de hoop – een meer Amerikaanse mentaliteit is niet denkbaar. En het werkt; Samuel vertelt me enthousiast over een nieuw programma dat het Community Center heeft opgezet dat het dakloosheidscijfer onder queer jongeren drastisch zal verminderen. Met een glimlach stelt David me gerust over zijn moeder, die zei nog liever te hebben gehoord dat hij kanker had dan dat hij homo was: “Ze heeft Kevin meteen in haar hart gesloten toen ze hem ontmoette, en onze band is weer helemaal hersteld.” Vlak voordat ik het Community Center uitloop, spreekt Samuel nog wat wijze woorden: “Veel mensen zeggen dat Trump het ergste is dat Amerika had kunnen overkomen, maar ik denk dat hij in zekere zin het beste is dat ons kon overkomen. Hij herinnert ons aan onze lelijkste kanten: dit Amerika is niet goed, is nooit goed geweest. Het is als met verslaafden: die zullen nooit hulp zoeken totdat ze hun absolute dieptepunt hebben bereikt. Met Trump heeft Amerika zijn dieptepunt bereikt. Hopelijk inspireert het mensen om te strijden voor verandering. De VS hadden een wake-up call nodig, en Trump is die wake-up call geweest.”


De zon schijnt als ik in de metro stap in Daley City, nabij de universiteit. Een man, tamelijk vadsig met grijze baard en wandelstok, voert een luidruchtig gesprek met een opgelaten jongeman aan de andere kant van de coupé. Hij is misschien in de war, maar waarschijnlijk gewoon dronken. Ik overweeg in een andere coupé te gaan zitten, maar besluit mijn oren de kost te geven. De schreeuwerige dialoog wordt een monoloog, zoals het dronkaards gewoon is. “Ik ben opgevoed met het idee dat homo’s zondaars zijn,” mijmert hij en ik zet me schrap. “Maar dat was voordat twee lieve vrouwen mijn leven redden. Stop the fuckin’ hate, people. Waarom kunnen we niet gewoon lief zijn voor elkaar?” Hij staart naar de grond als hij zich mompelend voorover buigt. “Yes… just be nice, goddamn.” Onwillekeurig moet ik lachen. Binnenpretje.